Winter

 

We spreken over de dieren

Het bevroren voer

En het gesjouw met water

Dag na dag.

In de staldeur staat de ooi

Kijkt uit over de witte vlakte

En schudt hooi en stof

Uit haar schouders.

Ziet ze nog het rossig najaarsgras

Hoe de lammeren een na een verdwenen?

Of de zomer al met de geur van bloemen

Die nog komen moet?

We weten het niet

Ze zegt niet wat ze ziet.

Flor de Preter